Uitspraak: aanzegplicht werkgever (schriftelijk = schriftelijk)
Op 4 augustus 2020 maakte de kantonrechter te Rotterdam nog eens duidelijk dat het aanzeggen van een tijdelijke arbeidsovereenkomst toch echt schriftelijk moet gebeuren. Artikel 7:668 lid 1 BW regelt de aanzegplicht van de werkgever. Een werkgever dient volgens dat artikel uiterlijk een maand vóór het einde van de tijdelijke arbeidsovereenkomst aan een werknemer schriftelijk aan te geven of de arbeidsovereenkomst wordt verlengd en zo ja, tegen welke voorwaarden. Dit is een dwingendrechtelijke regel waarvan niet mag worden afgeweken, zo blijkt ook nu weer.
Standpunten werknemer en werkgever
De werkgever in kwestie stelde zich op het standpunt dat de verlenging van de arbeidsovereenkomst mondeling besproken zou zijn met de werknemer, ruim een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst. Vervolgens vroeg de werkgever op een later moment aan de werknemer om een brief (gedateerd van 29 april 2020) te ondertekenen. In die brief stond dat de arbeidsovereenkomst met 3 maanden werd verlengd. Werkgever meende hiermee aan zijn aanzegplicht te voldoen. De werknemer heeft de brief alleen nooit ondertekend, betwistte de brief op 29 april 2020 te hebben ontvangen én betwistte dat er eerder een mondeling gesprek had plaatsgevonden over de verlenging van de arbeidsovereenkomst.
De werknemer in kwestie was werkzaam voor de duur van 6 maanden tot 1 mei 2020. Na afloop van die arbeidsovereenkomst is de werknemer nog werkzaam geweest bij de werkgever op 1 en 4 t/m 8 mei 2020. Als de aanzegging correct was gedaan, dan zou de arbeidsovereenkomst met 3 maanden zijn verlengd. Bij een incorrecte aanzegging wordt de arbeidsovereenkomst geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor eenzelfde duur (van 6 maanden dus).
Rechter: schriftelijk = schriftelijk
De kantonrechter gaf aan dat er geen sprake was van een correcte en tijdige aanzegging. Met een mondelinge aanzegging wordt niet voldaan aan de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 7:668 lid 1 BW. De werkgever moest daarom een aanzegboete betalen van een maandsalaris (€ 1.850,- netto in dit geval), de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. Daarnaast draaide de werkgever op voor de proceskosten.
Advies: aanzeggingsbrief of e-mail + ontvangstbevestiging!
Hoewel de wet op dit gebied heel duidelijk is naar onze mening, heeft de rechter toch nog eens extra duidelijk gemaakt dat er geen uitzonderingen zijn op deze dwingendrechtelijke regeling. Voorkom onnodige vorderingen van werknemers en neem op tijd een moment om aan de aanzegplicht te voldoen. Ons advies is om daarbij om de werknemer te laten tekenen voor ontvangst van de aanzeggingsbrief of om de werknemer per e-mail een ontvangstbevestiging te laten sturen. Zo voorkom je als werkgever dat je met bewijsproblemen te maken krijgt. Voldoe je niet aan de aanzegplicht, dan riskeer je een aanzegboete die kan oplopen tot een heel maandsalaris van de werknemer.
Je mag er ook voor kiezen om in de arbeidsovereenkomst zelf al aan de aanzegplicht te voldoen. Ook dan is namelijk aan het schriftelijkheidsvereiste voldaan. Sinds de komst van de Wet arbeidsmarkt in balans per 1-1-2020, raden wij echter af om de aanzegplicht in de arbeidsovereenkomst zelf op te nemen.
Uitspraak teruglezen? Dat kan!
Wil je de uitspraak in kwestie zelf eens teruglezen? Dat kan! Via deze link vind je de gehele uitspraak.